Soorten schrift
We kunnen verschillende soorten schrift onderscheiden: schrift voor officiële zaken (meestal aangeduid als
oorkondeschrift), schrift voor persoonlijke notities, bijvoorbeeld
in een dagboek (dit noemen we
gebruiksschrift) en boekschrift.
Met boekschrift bedoelen we alle verschillende ‘lettertypen’ (soorten schrift) die werden
gebruikt in boeken die gemaakt werden voor de verkoop/als gift of voor
de bibliotheek van een klooster.
Schrifttypen | Boekschrift
In de Vroege Middeleeuwen bestond de tekst in handschriften vaak uit los geschreven letters die rechtop staan, zoals in
afb. 1. Dit schrift noemen we de
Karolingische minuskel.
Het werd ingevoerd door Karel de Grote en in zijn hele rijk leerden
kopiisten ditzelfde schrift. Dit schrift was best goed leesbaar,
als je tenminste Latijn kon lezen. Zoals je ziet, gebruikten
ze nog geen puntjes op de i. Wel stonden er soms streepjes boven
woorden. Dit waren abbreviaturen: een soort waarschuwingstekens dat de
kopiist een woord had afgekort. Stond er bijvoorbeeld ‘en’ met een
streep erboven, dan werd er waarschijnlijk ‘ende’ bedoeld. Dat woord is
in de loop van de tijd alleen nog in afgekorte variant in gebruik
geraakt, want tegenwoordig zeggen wij gewoon ‘en’.
Uit de Karolingische minuskel
ontstond een nieuw schrift: het gotische schrift. De eerste variant
bestond uit rechte streepjes die van boven naar beneden of schuin van
links naar rechts getrokken werden. We noemen dit schrift de littera gothica textualis (of kort: textualis),
zoals te zien op afb. 2. Voor het schrijven van boeken werd een
ganzenveer gebruikt. Deze veer had een tamelijk breed uiteinde. Bovendien was de veer erg hard en scherp. Bochten
kon je dus niet goed maken op het perkament: dan sneed de punt van de
veer het perkament stuk. Het schrift was echter wel minder goed
leesbaar dan de Karolingische minuskel.
 |
 |
Afb. 1: Karolingische minuskel |
Afb. 2: Textualis |
 |
Behalve dat je geen bochten kon maken op het perkament, was het nodig
om met je hand en arm ‘in de lucht’ te schrijven: je handen en armen
mochten en het perkament niet aanraken, want anders werd het perkament
vettig en dan kon je er niet meer op schrijven. Om toch enige steun te
hebben, hield de kopiist het perkament op zijn plaats met behulp van
een mes in zijn linkerhand (afb. 3). Dit mes had nog meer functies. De
ganzenveer moest af en toe worden bijgesneden. En als de kopiist een
foutje had gemaakt, dan kon hij met het mes de bovenste laag van het
perkament afschrapen, zodat het weer blanco was. Hij kon er dan opnieuw
op schrijven. Dat noem je ‘schrijven op rasuur’. |
Afb. 3: Kopiist |
Schrifttypen | Oorkondeschrift
Om officiële zaken vast te leggen, zoals het bezit van een huis, werden
oorkonden gemaakt. Een oorkonde is meestal maar één vel perkament of
papier, waarop onderaan vaak een zegel is bevestigd. Dat zegel werd
gemaakt met kaarsvet, waarin een stempel werd gedrukt. Vaak zijn
oorkondes te herkennen aan een smal schrift met hoge en sierlijke
letters. Middeleeuwers zouden voor een officiële brief dus eerder
kiezen voor een lettertype zoals
of dan voor Arial of Cambria,
waar wij tegenwoordig de voorkeur aan zouden geven. Op afbeelding 4 zie
je een voorbeeld van een oorkonde uit de Middeleeuwen. Je kunt
je wel voorstellen dat dit schrift nooit met een brede veer geschreven
kan zijn. Voor oorkonden werd een kleinere veer met een dunnere punt
gebruikt, bijvoorbeeld een veer van een kraai.
 |
Afb. 4: Oorkonde |
Schrifttypen | Gebruiksschrift
Zoals je je waarschijnlijk wel kunt voorstellen is het een stuk
makkelijker en sneller om ronde letters te schrijven. Bij het maken van
blokletters moet je de pen steeds van het papier halen en weer op het
juiste punt op het papier zetten, terwijl je door middel van lussen en
bogen een woord in één vloeiende beweging kan maken! Ook kan het nog
verschil maken of je de letters schuin of recht schrijft. Zo zijn er
veel mensen bij wie hun schrift schuin ligt als zij snel aan het
schrijven zijn. In de Middeleeuwen werd voor eigen gebruik dan ook vaak een ‘lopend
schrift’ gebruikt. Meestal is dit een schuin schrift met letters die
aan elkaar geschreven zijn met een smalle veer. Een dergelijk schrift
noemen we een gebruiksschrift.
Vanaf de dertiende eeuw zijn de middeleeuwse kopiisten deze
gebruiksschriften ook gaan gebruiken voor boeken. Het schrift werd dan
iets netter en mooier gemaakt, maar bestond nog steeds uit schuine
letters met lussen die aan elkaar werden geschreven. Dit boekschrift
noemen we littera gothica cursiva (of ‘cursiva’). In het begin
van de vijftiende eeuw ontstonden er allerlei mengvormen van de
textualis en de cursiva. Al deze mengvormen noemen we littera gothica hybrida.
|