1000 jaar OOST - wat niet in het boek staat

Ik heb een paar jaar onderzoek gedaan naar Oost en daar een boek over geschreven. De presentatie van dat boek was op 30 augustus  2015, in een tent op het Veldje van Sieme de Smidt. Er kwamen zo’n kleine 200 mensen op af. Veel Oosters, andere Texelaars en ook mensen van het vasteland. Jazz-trompettist Huub Habets was zelfs uit België overgekomen om mee te spelen bij de inloopmuziek en de borrel, alles zonder één noot van tevoren meegetoeterd te hebben. Het was mooi weer en de sfeer was goed. Een soort omgekeerde wet van Murphy: Alles wat goed kon gaan ging goed. Hier een indruk van de presentatie. De Texelse wethouder van cultuur, Eric Hercules, kreeg het eerste exemplaar en zette dat nog dezelfde dag op Twitter. Ook Eckard Boot plaatste een tweet. Ik had op 18 augustus een interview met het Noord Hollands Dagblad. In de raadsvergadering van 1 september kwam Hercules nog even terug op het boek. Hij noemde daar Nico en mij. Misschien waren we wel een beetje kinderen van de Noorderdijk, we peddelden met de kano van Piet Tuinema van De Kaai naar Oost. Voor Nico schreef ik het gedicht:

De eeuwen en de uren / van Oost tot Harkenburen
Men ga, men vare uit / met Gods wijs raadsbesluit


In de Texelse Courant stond op dezelfde dag een recensie waarin het verslag van de presentatie en de bespreking van het boek ineengevoegd zijn. Het stuk bevat wat slordigheden. De datum van de steenfabriek is onjuist, evenals het verhaal over de kerk van Oost. Oosterend wordt verward met Oost. Laat ik deze studie nou juist geschreven hebben om de buurtschap Oost een eigen plaats te geven. Op diverse online winkeltjes is het boek nog te koop. Op Boekenroute valt zelfs een korte biografie van mij te lezen, compleet met foto. Aanvankelijk dacht ik dat het boek en de schrijver wel in 14 dagen vergeten zouden zijn, maar tot in jaren blijft men dwalen langs het digitale strand. De werking van Gods hand loopt ook via commerciële websites. Zo leest men nu op Plaatsengids.nl een beschrijving van Oost die is geplukt uit Nico's voorwoord en mijn inleidende passage. 


Op de foto hier boven een impressie van de rondleiding. Links loopt Sieme de Smidt van het veldje. Daarnaast Jan Kuiper met zijn moeder (Cathrien Kuiper-De Vrieze) in de rolstoel. Tijdens de rondleiding vertelde ze dat ze bij de laatste lichting van de school van Oost heeft gezeten. Toen die sloot in 1934 waren er nog maar drie of vier leerlingen. Achteraf bedenk ik me dat ik wel wat meer had mogen zeggen over de Kuipertjes en de boerderij Het Varken. Daarom hier een extra online Appendix IV.


Praatjes en plaatjes

Een boek betekent: eens geschreven, zo gebleven. Dat is het mooie en ook het vervelende. Bij de rondleiding vertelden de Oosters hun verhalen. Ook zijn er gewoon feiten en foto’s die ik in het boek niet kwijt kon. Op deze pagina allerlei extra dingen, een beetje kriskras door elkaar. Een wat rommelige pagina dus. Naderhand zijn er nog wat reacties gekomen die te vinden zijn op de pagina Correspondentie.



Teun Duinker (1920 – 2008). Belangrijke bron over de Haven van Nieuweschild. Van zijn vrouw (die nog leeft) kregen Aart en ik in Oosterend op 30 aug. jl. wat documenten die hij had nagelaten over Oudeschild. Zijn zoon Kees Duinker heeft op Oost (Loswal 26) de barometer aangebracht.


 

In 1367 werd bij Oost de steenoven gebouwd. In mijn boek ben ik er niet goed uit waar die klei gewonnen zou zijn. Volgens m'n broer Jaap zou dat iets ten zuiden van de huidige boerderij Hoogezand geweest kunnen zijn. Daar zit de beste klei en er zit een verlaging in het landschap. Via de oude Heerenweg die onder de Noorderdijk langsloopt zou die klei met karren naar de steenoven vervoerd kunnen zijn. Het idee verdient aandacht. Laten we kijken naar de plaats en de mogelijke route. De Heerenweg staat voor het eerst aangegeven op een kaart uit 1828. Gezien de naam zou ik de aanleg van die weg schatten op de 17e eeuw. Toen kreeg je ook de Herengracht in Amsterdam. Maar waarom heeft de Heerenweg een afslag naar de Noorderdijk? In 'De Chronyk van Medenblik' uit 1728 worden op p.357 voor het gebied noordoostelijk van Zevenhuizen de volgende gehuchten genoemd: Oost, De Dauk, De Vijfhuizen, Lieshorn en Westergeest. De hier getoonde kaart is van 1828, exact honderd jaar na de Chronyk. Blijkens het Veldnamenboek van Schraag (p.37) is de Lishorn een veldje gelegen in de hoek tussen de Lemhornweg (het zijweggetje) en de Noorderdijk. Omdat er in het begin van de 19e eeuw geen bebouwing staat aangegeven weten we niet of hier ooit een gehucht is geweest. Lemhorn kan afgeleid zijn van het woord leem. Het is mogelijk dat dit de buurt is waar de grondstof voor de steenbakkerij is gewonnen.
In de Texelse Courant van 14 september 2021 is een artikel te vinden dat er nog wat nader op in gaat: Steenoven Oost: feiten en fantasie


 

Mijn grootouders woonden op Oost 20. Volgens Martin Brouwer, de tegenwoordige bewoner, werden ze Jaap en Ida van De Hoek genoemd. Hij had speciaal voor de rondwandeling z'n tuin helemaal opgeknapt. De appelboom achter zijn huis zou uit de 18e eeuw stammen. Het is me opgevallen dat er nog veel oude appelbomen op Oost staan. Iets zegt me dat onder een aantal van die appelbomen oude Oosters begraven liggen maar dat kan ik niet bewijzen.


 

Volgens Ger de Jong, de tegenwoordige bewoner van Vierhuizen 3 was ter hoogte van Vierhuizen aan de andere kant van de dijk een scheepswerfje. Daar werden de blazers opgeknapt. Vermoedelijk leverde Steigstra het touwwerk.


 

Het schuurtje van m’n vader.Ik vond op internet een foto uit de laatste fase, vermoedelijk van rond 1960.Links is de aanbouw van m'n vader te zien. Daarin stonden 's winters 5 of 6 koeien. Het pad dat naar de vanuit Oost naar schuur liep is op deze foto geblokkeerd. Wel loopt er naar rechts nog een oud pad naar het land. Voorbij het huis is Oost 12 te zien waar de winkel van Van Liere gevestigd was. De sluiting van die winkel valt ongeveer samen met de afbraak van dit pand en het overlijden van mijn oma. Dat was een trieste tijd voor Oost.


Op Oost heeft de optische telegraaf nog tot in de 20e eeuw bestaan. Zo hees een vrouw een bol in een mast bij het huis als het eten klaar was zodat manlief dan van het land naar huis kon komen om aan tafel aan te schuiven. Bepaalde belhamels vonden het grappig om de bol op te hijsen als het vlees nog niet eens opstond, zodat ze konden genieten van de echtelijke ruzie die vervolgens ontstond.


 

 


V.I.O.S., ca. 1950. Bovenste rij v.l.n.r: Piet Burger, Aad Kalf, Piet Verijzer, Jan Klippel en Toon Smit. Middelste rij v.l.n.r: Jacob Cornelis Eelman, Eddie Reitsma, Jaap Keizer, Arie Brans, Arie Vonk, Kees Daalder, Dik Vermeulen. Voorste rij v.l.n.r: Gerrit Eelman, Vroon Barhorst, Dirk Jansen, Jan Eelman, Wim van Houten, Meester Flokstra, Sieme van der Slikke, Jaap Rozendaal, Akke Reitsma en Toon Eelman.


De vrouwen van Oost. De foto is genomen op 18 september 1941 (HVT dec. 2012, p. 3). Op de achtergrond het huis van Teun Brouwer (Teun de Pettemer, de 'feugeltjeswachter' of de veldwachter). Opvallend is het enorme verschil in uitstraling. Griet Dogger draagt de kleding zoals die voor oudere Ooster vrouwen in die tijd gebruikelijk is, terwijl iemand als Janne Koning anno nu zo de straat op zou kunnen.

 

1. Neel Koning x Gerrit Timmer
2. Marie Keyzer-??
4. Griet van der Slikke-Dogger, moeder van Jopie Plaatsman-
V.d.Slikke,Nely Beumkes-Vd Slikke en Siem Vd Slikke,
de latere dirigent van V.I.O.S.
5. Sien Dijker, moeder van Jaap en Tinie
6. Jopie Verijzer
7. Jo Daalder-Barhorst (huuster van J. Roeper)
9. Cneel Klippel-Plaatsman
10. Marie Daalder-Breman
11. Riek Halsema-Daalder
12. Alie Harten

13. Sietske Eelman-Horries, geboren in Makkum
14. Klaske Eelman
15. Griet Combé-Eelman
16. Marie Halsema
17. Tinie Drijver-Dogger 
20. Marie Vlaming
21. Bets Boon
22. Aal Sut (van Zutphen)
23. Adriana Neeltje (Janne) (Dros-) Koning
25. Aaltje Rozendaal-Plaatsman
27. Jantje Ellen (moeder van Arie Koopman)
28. Duw Keizer-Koning
29. Neeltje Ellen-Bakker (oma van Arie Koopman)

Er bestaat sinds mensenheugenis een discussie over de vraag waar Oosterend ophoudt en waar Oost begint. Sinds de 19e eeuw vormde de Aliestocht een soort gracht die Oosterend afsloot van het noordoostelijke achterland. Met het passeren van de Aliesbrug had men Oosterend verlaten en daar liep de weg door een stukje niemandland. Bij de 17e eeuwse hoeve Oostwijk (afb. J.Schotman, HVT dec. 2012, p.2, 1947) was een driespong. Men kon afslaan naar Zevenhuizen/ Nieuweschild, of doorlopen naar Oost. In mijn jeugd woonde daar de familie Jac. Vlaming (afb. ibid., ca. 1945). Evenals onze familie verhuisden deze Vlmings naar Het noorden en werden onze buren. Kees en Elco werden boer. Zoon Jan Vlaming werd later mijn wiskunde-leraar. 


Ik zeg in al mijn praatjes dat er 9 generaties Vlaming op Oost hebben gewoond. Dat is een veilige bewering. De werkelijke verwantschapslijn loopt nog verder terug. De eerste die met zekerheid de naam Vlaming draagt is Gerrrit Symons uit 1668. Zijn vader wordt soms Symon Vlaming genoemd, maar ook wel alleen Symon Pieters. Diens vader heet Pieter Symons, soms met de toevoeging 'Smit'. Omdat deze man in 1610 op Oost geboren wordt, moet zijn vader Symon of Sijmon er dan al wonen. Zo kom ik op 12 generaties verwantschapslijn in het gehucht en kan ik de lijn met vrij grote zekerheid traceren tot eind 16e eeuw. (Afb.: namen in het Kerckeboeck van Craech, 1656: 53. Pieter sijmonsz; 54. Neel Gerrits syn húysv.15. Griet Combé-Eelman.



Het Queesten. In een voetnoot over Pieter van Cuyck zeg ik dat deze zich in zijn beschrijving van deze gewoonte baseert op een geschrift van Pieter de Neyn. Daar zeg ik bij dat die De Neyn vermoedelijk nooit op Texel geweest is. Dat licht ik in de voetnoot niet verder toe. De Neyn beweert zelf dat hij in twee jaren op Texel gelegerd geweest is. Op zich lijken deze mededelingen betrouwbaar, maar ik betwijfel of zijn informatie op daadwerkelijke waarneming is gebaseerd. Hij is dan 23 jaar. In de geschriften komt hij over als een opportunistisch rijkeluiszoontje die zijn doctoraalbul koopt om een meisje aan de haak te kunnen slaan. Ik denk dat hij wat betreft Texel z'n fantasieën op de bevolking projecteert en de feiten niet zo nauw neemt. Zo noemt hij Nieuweschild als dorp terwijl er volgens mijn reconstructie dan niet meer dan 4 of 5 huizen gestaan kunnen hebben. Oost, dat volgens het Kerckeboek van Craech al tien keer zo groot geweest moet zijn, wordt door hem niet genoemd.

Het meest onwaarschijnlijk vind ik die ruiten en die vensters. Wie oude foto's of schilderijen bekijkt, ziet huizen met heel kleine raampjes die absoluut niet open kunnen. Dat soort praktijken is fysiek gezien onwaarschijnlijk. Ook Van Cuyck grossiert in broodje aap. Texelaars die anderhalf uur door het stikkeduister op weg zijn naar hun geliefde in een totaal ander dorp. Het vrijen was gebonden aan verwantschapsregels of verliep langs religieuze lijnen, maar was zeker niet zo romantisch als De Neyn en Van Cuyck het voorstellen. Een schrijver als De Neyn is een 17e eeuwse romanticus en levensgenieter met een pornografisch/antropologische interesse voor de seksuele gewoontes van primitieve lieden. 

Dat maakt ook de beschrijving van Van Cuyck een beetje verdacht. Volgens een inventarisatie van Jac. Scheltema uit 1832 zou het queesten in die tijd al nauwelijks meer bestaan maar vervangen zijn door het zgn. 'kaaijen'. Dat was een soort informele procedure die in de regel uitliep op een huwelijksaanzoek. Daarbij moeten we wel bedenken dat alle verhalen gekleurd zijn door de voorkeuren van de betreffende auteurs, in zedelijk dan wel vleselijk opzicht.


In 1000 jaar Oost wordt de zaak Gerrit Nanse niet genoemd. Dit proces werpt licht op een belangrijke episode in de geschiedenis van Oost in de vroege 18e eeuw.  

 


ga terug